Geschreven door: Maatschappelijk werker Andries Kuiper
De Intern Begeleider (IB-er) van een school vraagt mij of ik eens bij een gezin wil langsgaan. Vader, moeder en drie kinderen van 11, 7 en 4 jaar oud. Ouders vertellen mij dat ze erg hebben getobd met hun middelste kind.
Ze heeft hulpverlening ontvangen en is drie maanden buiten het gezin in een behandelgroep opgenomen. Het gaat nu weer een stuk beter met haar. Dit is inmiddels 1,5 jaar geleden en de ouders merken dat er wat knaagt aan hun oudste dochter. “We komen niet bij haar binnen, kan u er wat aan doen?”, vragen ze mij, enigszins vertwijfeld. Ik maak een afspraak voor de woensdagmiddag.
Zes dagen later, het is woensdagmiddag. Ik bel aan en een meisje met leuke sproeten op haar neus doet open. Ze kijkt mij met een open blik aan en geeft netjes een hand. Nou, dat begint in ieder geval goed. Met een glas fris aan tafel praat ik met haar verder over hoe het is om de oudste te zijn, wat haar positie in het gezin is en wat ze leuk vindt en waar ze zich misschien zorgen om maakt. Ze praat vrij makkelijk en laat daarin ook haar boosheid en verdriet zien. Ik merk dat ze behoorlijk gezorgd heeft en zichzelf heeft weggecijferd in de periode dat er veel aandacht naar haar zusje uitging. Ze heeft er eigenlijk nog nooit zo met haar ouders over gepraat, die hebben genoeg aan hun hoofd, vindt ze. Het praten en uiten lijkt haar op te luchten. Het lijkt erop dat ze zichzelf nu toestemming geeft om te praten over haar gevoel en haar emotie te tonen. Ze gaat ermee akkoord dat ik over de inhoud van het gesprek doorpraat met haar ouders.
Na het gesprek met ‘sproetneusje’, praat ik nog even na met moeder die zich tijdens het gesprek bewust afzijdig heeft gehouden. Ze verbaasd zich erover dat haar dochter zoveel verteld heeft aan iemand die ze nog niet goed kent. Ze is er blij mee en hoopt dat het iets uitwerkt.
Twee weken later bel ik moeder nog eens. Ze zegt dat haar dochter erg vrolijk is geweest na het gesprek met mij en dat ze nu al een paar keer verteld heeft over wat haar bezighoudt of wat ze lastig vindt. “Komt die man ook nog een keer?”, moest moeder vragen. Ja, ik kom nog een keer als dat gewenst is.
In mijn volgende gesprek met haar zal ik ook eens vragen wie er in haar omgeving (familielid, vrienden) af en toe met haar een gesprekje kan hebben, gewoon om het te kunnen uiten.